Lezing Marjan Berk
Op zondagmiddag 4 oktober gaf Marjan Berk een lezing in 't Perron. Ze is 88 jaar, maar wat een vitaliteit! I.v.m. het coronavirus was het aantal toehoorders beperkt tot 30. Vanwege de grote belangstelling trad Marjan Berk die middag twee keer op.
O.a. in het Eindhovens Dagblad had ze vooraf de volgende column geschreven:
Crisisgedrag
Hoera! De telefoon rinkelt. Van mijn helaas niet meer levende vriend Peter van Straaten heb ik geleerd: „Altijd opnemen. Een telefoon die rinkelt kan werk betekenen."
En daar de telefoon sinds de coronacrisis steeds minder rinkelt, struikel ik naar het hoopgevende toestel. Het is de stichting Vrienden van de Bieb uit Heeze. En ja, ze willen me hebben. Ze willen me horen en van gedachten wisselen. De Vrienden van de Bieb willen communiceren. En wel op zondagmiddag aanstaande!
„Ik kom", roep ik als een blije kip die eindelijk weer eens een ei legt na de winterstop. En na vier afgezegde lezingen is mijn blijdschap ook wel gerechtvaardigd.
Ik bel met de dappere bibliothecaresse[1]. Met het oog op alle maatregelen die wij zullen respecteren, plannen wij de middag. „Ik doe er twee", roep ik voortvarend. „Twee lezingen van een uur!" En in de tussenliggende tijd kunnen wij met elkaar communiceren, signeren en vragen beantwoorden. En handen wassen.
Dan komt het laatste nieuws onze vrolijke stemming bijna verpesten. Het maximale aantal aanwezigen wordt nog weer eens naar beneden bijgesteld, maar wij zijn niet meer te houden. Mijn eenmaal wakker geworden enthousiasme is niet te temmen. Ik doe het desnoods voor groepen van vijf personen. Om de beurt.
Ook de bibliothecaresse wordt meegesleurd door ons onverwoestbare elan de bieb open te houden. „Wij laten ons niet terroriseren door corona!"
En de Vrienden van de Bieb in Heeze doen dat ook niet. We zijn vol gerechtvaardigde strijdlust. We zullen vol gratie ons mondkapje dragen. En voorzichtig zijn. Er zal niet worden geknuffeld of gekust. We zullen elkaar slechts harde stompen met onze ellebogen geven. Of zwaaien naar elkaar.
We zetten alle deuren en ramen tegen elkaar open en zullen ook niet zingen, niet klappen, slechts zachtjes grinniken.
En nou de aantallen niet weer naar beneden bijstellen. Want dan moeten de Vrienden van de Bieb en ik naar het plantsoen uitwijken.
[1] Ze bedoelt hier Aletty Braun, bestuurslid van de Vrienden van de Bieb